De roerselen rond de boekpresentatie van Duyvendak, die in de zomer niet alleen het beruchte landelijk en rechtse boulevardblad, maar ook de Volkskrant tot hysterische uitspraken verleidde, kreeg een vervolg in de partijraad van GroenLinks. Eerst in een verantwoording van kamerfractie en partijbestuur over hun koers na de onaangename berichten en media-rellen, daarna door een debat na afloop van de formele vergadering, waarbij ook andere partijgenoten welkom waren. Centrale vraag: waar liggen de (morele) grenzen van het activistisch optreden voor GroenLinks?
Tot mijn genoegen was al voor de informele bijeenkomst duidelijk geworden dat activisten niet alleen een thuis binnen GroenLinks hebben, maar dat dit -ook vandaag- geldt voor buitenparlementaire actie. Maar de vraag bleef of en wanneer je daarmee zo ver mag gaan dat je de wet overtreedt. Bestaat er daar een algemeen toepasbare geheel van criteria voor? Femke Halsema wierp zich op voor de set criteria die door socioloog Kees Schuyt is opgesteld: 1. hoe minder rechtstaat, hoe verder je mag gaan. 2. Een overtreding komt voort uit een gewetens-afweging, nadat andere middelen gefaald hebben. 3. Samenhang tussen daad en overtreden wet. 4. Vrijwillige medewerking (en acceptatie) aan arrestatie en straf. 5. Rechten van anderen zoveel mogelijk eerbiedigen. 6. De actie is geweldloos.
Nogal wat mensen meenden acties aan te wijzen waarin deze set van criteria (4) niet aangehouden kon worden vanwege de gevolgen voor anderen (zoals te beschermen illegalen). Voorts is de actuele rol die je speelt relevant: hoe dichter betrokken bij het maken van wetten (lid 2e kamer vs willekeurig lid), hoe moeilijker te rechtvaardigen, als je die zelf overtreedt.
Heel relevant vond ik zelf het onderscheid dat gemaakt werd tussen hooghouden van de democratische rechtsstaat en het onderwerpen aan wet en gezag. Want hoewel het in het algemeen goed is dat mensen handelen volgens de wet, staat de wet zelf niet vanzelf voor wat moreel juist en rechtvaardig is.
Er is echter nog een ander probleem bij het toepassen van de criteria van Schuyt. Fundamentele verandering in situaties en koers van de samenleving werden in het verleden op gang gebracht door minderheden, die tegen de stroom ingingen. Actie, die opschudding wekte, was daarbij onontbeerlijk om druk op de machthebbers uit te kunnen oefenen. En die opschudding wordt minder gauw gewekt bij een staat, waarvan de overheid vrije meningsuiting en demonstratie toestaat -maar die wel inhoudelijk naast zich neerlegt-, dan bij een veel meer kritiek-gevoelige autoritaire staat. En om die reden kan het juist in een democratische rechtstaat noodzakelijk zijn een stap voorbij legaal te doen.